8 Februari 2016
De vernieuwing van het Utrechtse stationsgebied is voor historisch onderzoek een kwestie van nu of nooit: het afbreken van een gebouw of graven van de singel biedt archeologen de kans om de Utrechtse ondergrond verder te ontdekken. Bij bouwactiviteiten is het trouwens wettelijk verplicht om de grond te onderzoeken. Utrecht bestaat al eeuwen, de kans om mooie dingen te vinden is groot.
Jan-Willem Oudhof is archeoloog en werkt sinds 2010 voor de gemeente Utrecht. “Archeologisch onderzoek is een van de condities, ofwel voorwaarden, bij een stedelijk vernieuwingsproject als dit”, legt hij uit.
Wie denkt dat met dit uitgangspunt meteen een lading archeologen met schep en emmer de bouwput in springt, heeft het mis, zegt Jan-Willem. “Waar veel tijd in gaat zitten is het vooronderzoek, het bestuderen van bronnen. We doen alleen onderzoek op plekken waarvan we inschatten dat daar iets te vinden is. We geven ook instructies aan de aannemers, zodat ze weten waar ze op moeten letten. Op plekken waar wij niets verwachten en we misschien zoeken naar een speld in een hooiberg, zeggen we tegen de aannemers: let hierop en daarop, en bel ons als je iets ontdekt, dan komen we er meteen aan.”
Op een aantal plekken rond Utrecht Centraal is inmiddels onderzoek gedaan of loopt dit nog, zoals naar de resten van Kasteel Vredenburg en rond het Paardenveld. “Voor dit soort werk gaan we om tafel met de aannemer en bespreken hoeveel tijd we nodig hebben. Bijvoorbeeld twee keer twintig dagen. De aannemer past dat dan in in de werkplanning. Dit is soms best lastig, maar ik geniet er ook van. Werken in het stationsgebied is bijzonder. We hebben niet alle tijd en ruimte om op ons gemak een gebied uit te pluizen of vooraf een proefsleuf te graven.”
Archeologisch onderzoek is voor iedereen nuttig, zegt Jan-Willem. “Om kennis op te doen en om je bewuster te worden van waar je bent. De omgeving wordt er prettiger door. Cultuurhistorische gelaagdheid maakt een stad interessanter.”
De archeologen in het stationsgebied maken van al hun werk een rapportage, die over een paar jaar verschijnt. En ze schrijven een afzonderlijk boek over het onderzoek naar Kasteel Vredenburg. Maar ook wordt daar waar mogelijk het kasteel weer beleefbaar gemaakt. Zoals in de fietsenkelder van gebouw de Vredenburg, de parkeergarage onder het Vredenburgplein en in de nieuwe singel.
Een schril contrast met hoe ze vroeger met de resten om gingen. “Tijdens het onderzoek ontdekten we een stuk van het kasteel waar draadjes uit staken. Sporen van een poging uit de jaren zeventig om met explosieven delen van het kasteel op te blazen. Kennelijk was dat niet helemaal gelukt… die restanten met die draadjes erin waren het bewijs daarvan. Wat je allemaal in de bodem tegen komt blijft verrassen." Zo stonden bouwers vreemd te kijken toen ze bij het graven van de vijfde ondergrondse parkeerlaag op een diepte van ongeveer 12 meter verschillende dierenbotten tegen kwamen. Het gaat om een gewei van een rendier, een voorpoot en een dijbeen van een steppenwisent (europese bison) en een rib van vermoedelijk een eland of groot hert. De laag waar de resten in gevonden zijn dateert van zo’n 35.000 jaar geleden. Een periode uit de laatste ijstijd waarin het landschap er hier uitzag als Siberië of noord Finland.